Bevindingen tijdens het restauratieproces

Bevindingen tijdens het restauratieproces

Door Willem van Loon (2003)

De kapel van Coelhorst heeft het afgelopen jaar (red: 2003) in ruime mate in de belangstelling gestaan. Er is al veel geschreven en gepubliceerd over de geslaagde sponsoractie, waardoor de restauratie na de bouwvakantie daadwerkelijk van start kon gaan. De geschiedenis van hét monument van Hoogland-West is uitgebreid vastgelegd in het boekje van Huib Leeuwenberg, De kapel van Coelhorst, een gezamenlijke uitgave van de Historische Kring Hoogland en de Stichting Vrienden van de Kapel van Coelhorst, waarvan ik bestuurslid ben. Minder bekend zijn de feiten ontdekt tijdens het restauratieproces in de tweede helft van vorig jaar tot aan de oplevering van de kapel op 18 december. Zo ontdekten wij de oorzaak waardoor de graftombes, de plavuizenvloer en de muren verzakten. Verder vonden wij tal van merktekens op de balken en in de toren. Daarover en over andere details wil ik u in dit artikel kort informeren.

De kapel van Coelhorst is rond 1325-1350 gesticht en verloor in 1843 zijn functie als bedehuis. Voor een bedrag van 800 gulden kwam de kapel in bezit van de familie Van Tuyll van Serooskerken en werd deze in gebruik genomen als begraafkapel. In het verleden heeft men de graftombes gekoppeld aan de achterliggende oostwand, door middel van zware verankeringen. Restaureren is vaak: terugbrengen in de oorspronkelijke staat. Daarom is in overleg met Monumentenzorg Amersfoort besloten de niet origineel zijnde ankers los te koppelen en niet meer te bevestigen. Het onverwachte gevolg was dat de graftombes naar voren gingen hellen. Er werd een verzakking geconstateerd van gemiddeld 1 mm per dag. Dit proces wisten wij te stoppen door het aanbrengen van een geheel nieuw gemetselde fundatie uit oude klinkers. Ter uitvoering hiervan moest vóór de graftombes een gat gegraven worden van wel 2 m diep, alvorens de vaste grondslag was bereikt. En toen zagen wij de oorzaak van de verzakking. Men had in het verleden aan de voorzijde van de graftombes houten palen aangebracht met dwars daarop een houten balk. Dit was de fundatie, maar inmiddels geheel verrot!

In 1605 hebben de kapelmeesters voor het gerecht van Hoogland laten vastleggen, dat voortaan alleen met hun toestemming in de kapel mocht worden begraven. Dit kan alleen betekenen dat deze mogelijkheid al vóór 1580 bestond. Dat deze maatregel zou zijn ingevoerd in de periode dat de kerkelijke bediening van de kapel stillag als gevolg van de Reformatie, is onwaarschijnlijk. Het begraaftarief in 1605 was 10 stuivers, terwijl de koster 6 stuivers kreeg voor het delven van het graf. Wij kwamen de bewijzen tegen dat begraven werd in de kapel. Wij vonden ondermeer een heel klein kistje waarin een kinderlijkje had gelegen. Het kistje bevatte alleen nog wat haar, maar de botstructuur was niet verder gekomen dan kraakbeen. De metselaar die de nieuwe fundatie heeft opgebouwd stond – misschien – letterlijk tussen zijn voorouders.

Het graafwerk leerde tevens dat de kapel op een opgeworpen verhoging is gebouwd welke – vreemd genoeg – ondermeer bestaat uit zeer fijnkorrelig heidezand. Een bevestiging dat de kapel op een terp staat ziet men op de gravure van H. Schouten uit 1750. Dat de terp zo onstabiel was had ik in het geheel niet verwacht. In mei 1996 was ik namelijk betrokken bij de uitbreiding van de begraafplaats Coelhorst. De in die tijd verrichte sonderingen en het bodemprofiel dat bij het grondverzet zichtbaar werd wezen op een deugdelijke grondslag. De kapel staat – zo is nu gebleken – op een totaal andere ‘fundering’.

 

Niet alleen onder het maaiveld was sprake van verval. Het dakbeschot bleek geheel verrot te zijn. De geglazuurde oud-Hollandse dakpannen waren in de loop der tijden zo lek geworden als een zeef, waardoor het dakbeschot permanent aan vocht was blootgesteld. De balkconstructie van de oud-Hollandse gordingkap is echter zeer gaaf gebleven. Een gevolg van de uitstekende ventilatie en van goed onderhoud in het verleden, ondermeer door de gordingen te verstevigen. Vier schaarspanten met een tussenbalk vormen de basis van de kapconstructie, waarvan de onderdelen door middel van pen-gatverbindingen met elkaar zijn verbonden.

Op de spanten ontdekten wij met rood krijt aangebrachte telmerken, zoals toentertijd gebruikelijk was. De nummering in Arabische cijfers is aangebracht in het midden van de tussenbalken. Tevens heeft men het volgnummer door middel van één, twee, drie of vier schuin geplaatste lijnen aangebracht. Op een aantal plaatsen zijn ook op de korbelen telmerken aangetroffen, bestaande uit parallel geplaatste rode strepen. Korbelen zijn uitspringende stenen waarop de balken rusten. Al met al werd door de merktekens duidelijk dat men ook in het verleden het begrip ‘prefabricage’ kende.

Fraai om te zien is dat twee trekbalken in het midden zijn afgeschuind, om het mogelijk te maken het daglicht toe te laten treden door het ronde venster in de oostgevel. Zo kan het (zon)licht direct het deel van de kapel aan de overzijde achter de voordeur beschijnen.

Het ronde venster is van bewerkt glas en voorzien van het wapen van de familie Van Tuyll van Serooskerken, voorstellende drie hijgende speurhonden, brakken genaamd. Ten aanzien van het venster kregen we nog een bijzonder vraagstuk op te lossen. Hoe moest het venster worden gemonteerd: de hondenkoppen naar links of naar rechts kijkend? Na veel gezoek gaf een oude foto uiteindelijk uitkomst. Van de binnenkant van de kapel bezien kijken de honden naar links. Aldus versterkt met deze ‘wetenschap’ ging ik met het venster naar uitvoerder Roel. “Roel, ik weet hoe het zit. De koppen moeten naar links.” Roel pakte het geheel en voelde met een vinger op het glas. Zijn antwoord was: “Ja, dat is goed. De gladde kant hoort buiten!”

De eenvoudig uitgevoerde deuren, mogelijk daterend uit de 18e eeuw, zijn grotendeels bewaard gebleven. Slechts het onderste deel behoefde restauratie, hetgeen door middel van instukken is gerealiseerd. Instukken is de bouwkundige uitdrukking voor het maken van een tandvormige verbinding tussen het oorspronkelijke en het toegevoegde, nieuwe deel.

Het kleine klokje in de toren, gedateerd 1708, is zeer gaaf gebleven en heeft haar oude klank bewaard. Tijdens het luiden roept de klok, gezien het opschrift: Waakt en bidt vast vertrouwend op God, ofwel Vigilate et orate Deo confidentes. Deze tekst is tijdens het gieten aangebracht door de toen zeer bekende klokkengieterij ‘Amsterdam’ te Amsterdam. Dat de klok daar is gegoten werd bevestigd door de directie van de firma Eijsbouts, bekende klokkengieters uit Brabant.

Tijdens de restauratie werd duidelijk zichtbaar dat in de loop der tijden gebruik is gemaakt van diverse steensoorten. Een gevolg van bouwvalligheid en herstelwerk, zoals na een storm in 1747. Toen stortte onder andere het dak op verschillende plaatsen in. Hieraan danken wij thans de gaaf bewaarde 18e-eeuwse oud-Hollandse kapconstructie. Deze is bouwhistorisch van groot belang volgens het Bureau voor Bouwhistorie en Architectuurgeschiedenis, dat in januari 2001 onderzoek heeft gedaan.